
Spreekwoorden: (1914)
Iemand op zijne hand hebben,d.w.z. iemand aan zijne zijde hebben, tot bondgenoot of partijgenoot hebben. Hand heeft hier de bet. van zijde; vgl. eng. he sides with me, hij is op mijne hand. De uitdr. dateert uit de 17<sup>de<-sup> eeuw; vgl. voor later Halma, 203: Iets op zijn hand hebbe...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Iemand op zijne hand hebben,d.w.z. iemand aan zijne zijde hebben, tot bondgenoot of partijgenoot hebben. Hand heeft hier de bet. van zijde; vgl. eng. he sides with me, hij is op mijne hand. De uitdr. dateert uit de 17<sup>de<-sup> eeuw; vgl. voor later Halma, 203: Iets op zijn hand hebbe...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.